Pestprotocol `omgaan met elkaar´

Waarom een pestprotocol met als titel " Omgaan met elkaar"?

BSO Montessori wil haar kinderen een veilig pedagogisch klimaat bieden, waarin zij zich harmonieus en op een prettige en positieve wijze kunnen ontwikkelen. De pedagogisch medewerkers bevorderen deze ontwikkeling door het scheppen van een veilig klimaat en een prettige werksfeer in het lokaal en op het speelplein. In veruit de meeste gevallen lukt dit door de ongeschreven regels aan te bieden en deze te onderhouden, maar soms is het gewenst om duidelijke afspraken met de kinderen te maken. Een van die regels is dat kinderen met respect met elkaar dienen om te gaan. Dat het niet altijd als vanzelfsprekend wordt ervaren, geeft aan dat we dit kinderen moeten leren en daar dus energie in moeten steken. Leren omgaan met elkaar is een ontwikkeling, verschillend in elke kinderleeftijdsfase. Binnen de montessoriwerkwijze en visie werken we daar dagelijks aan met kinderen, ouders en leerkrachten.

Ons pedagogisch uitgangspunt is dat alle kinderen met elkaar moeten leren omgaan.

Daarom spreken wij in positieve zin van het pestprotocol met als ondertitel " Omgaan met elkaar".

Dat leerproces verloopt meestal vanzelf goed, maar het kan ook voorkomen dat een kind in een enkel geval systematisch door andere kinderen wordt gepest. Dan kan een kind zodanig in de knoop komen met zijn omgeving, dat de omgeschreven regels van de ped. medewerker niet meer voldoende veiligheid bieden en daarmee de gewenste ontwikkeling onderbreken. In een dergelijk geval is het van groot belang dat de ped. medewerker onder ogen ziet, dat er een ernstig probleem in zijn of haar groep is. In een klimaat waarin het pesten gedoogd wordt, worden ook de pedagogische structuur en de veiligheid daarin ernstig aangetast. Voor BSO Montessori is dat een onacceptabele en ongewenste situatie. Dit protocol is een vastgelegde wijze waarop we het pestgedrag van kinderen in voorkomende gevallen benaderen. Het biedt alle betrokkenen duidelijkheid over de impact, ernst en ook specifieke aanpak van dit ongewenste gedrag.

Wat is de inhoud van het protocol?

Het pestprotocol vormt de verklaring van de vertegenwoordigers van de school en de ouders waarin is vastgelegd dat men pestgedrag op school niet accepteert en volgens een vooraf bepaalde handelswijze aanpakt.

BSO Montessori wil voor alle kinderen een veilige BSO zijn. Dit betekent dat de BSO expliciet stelling neemt tegen pestgedrag en concrete maatregelen treft bij voorkomend pestgedrag. Voorop staan deze 3 uitgangspunten:

  1. Het kind staat centraal.
  2. Wij, de medewerkers, de ouders en het bestuur dragen allen uit dat pesten niet wordt getolereerd.
  3. Wij grijpen op elk moment in wanneer wij vermoeden dat er gepest wordt.

Begripsomschrijvingen

Plagen en pesten, wat is daar het verschil tussen?

Iemand op het speelplein een stevige duw geven kan plagen zijn, maar het kan net zo goed gaan om echt pestgedrag. We spreken over plagen wanneer kinderen min of meer aan elkaar gewaagd zijn en het vertoonde gedrag een uitnodigend karakter heeft om iets terug te doen vanuit een onschuldige sfeer. Het gaat dan om een prikkelend spelletje, dat door geen van de betrokkenen als bedreigend of echt vervelend wordt ervaren. Er is sprake van een pedagogische waarde: door elkaar eens uit te dagen leren kinderen heel goed om met allerlei conflicten om te gaan. Dat is een vaardigheid die ze later in hun leven van pas komt bij conflicthantering, waar iedereen in zijn leven mee te maken krijgt.

Het specifieke van pesten is gelegen in het bedreigende en vooral systematische karakter. We spreken van pestgedrag als het daarnaast ook nog regelmatig gebeurt, waardoor de veiligheid van de omgeving van een kind wordt aangetast. De inzet van het pestgedrag is altijd macht door intimidatie. 

Voorbeelden van specifiek pestgedrag

Verbaal:

  • Vernederen:"Haal jij alleen de ballen maar uit de bosjes, je kunt niet goed genoeg voetballen om echt mee te doen".
  • Schelden: " Viespeuk, etterbak, mietje" enz.
  • Dreigen: "Als je dat doorvertelt, dan grijpen we je."
  • Belachelijk maken, uitlachen bij lichaamskenmerken of bij een verkeerd antwoord in de klas.
  • Kinderen een bijnaam geven op grond van door de kinderen als negatief ervaren kenmerken. (rooie, dikke, dunne, flapoor, centenbak enz.)
  • Gemene briefjes schrijven om een kind uit een groepje te isoleren of echt steun te zoeken om samen te kunnen spannen tegen een ander kind.
  • Bovenstaande kan ook middels het internet voorkomen.

Fysiek:

  • Trekken en duwen of zelfs spugen.
  • Schoppen en laten struikelen.
  • Krabben, bijten en haren trekken.

Intimidatie:

  • Een kind achterna blijven lopen of een kind ergens opwachten.
  • Iemand in de val laten lopen, de doorgang versperren of klem zetten tussen de fietsen.
  • Dwingen om bezit dat niet van jou is af te geven
  • Zenden van vervelende SMS-jes, negatieve uitlatingen op Hyves, MSN
  • Een kind dwingen bepaalde handelingen te verrichten, bijvoorbeeld geld of snoep meenemen.

Isolatie:

  • Steun zoeken bij andere kinderen zodat het kind niet wordt uitgenodigd voor partijtjes en leuke activiteiten.
  • Uitsluiten: het kind mag niet/nooit meedoen met spelletjes, niet/nooit meelopen naar huis, niet/nooit op een verjaardag komen.

Stelen of vernielen van bezittingen:

  • Afpakken van schoolspullen, kleding of speelgoed.
  • Beschadigen en kapotmaken van spullen: boeken bekladden, schoppen tegen en gooien met een schooltas, banden van de fiets lek steken.

Bij dit echte pestgedrag zien we ook altijd de onderstaande rolverdeling terug bij een aantal betrokkenen.

Het gepeste kind:

Sommige kinderen hebben een grotere kans om gepest te worden dan anderen. Dat kan komen door uiterlijke kenmerken maar het heeft vaker te maken met vertoond gedrag, wijze waarop gevoelens worden beleefd en de manier waarop dat geuit wordt. Kinderen die gepest worden doen vaak andere dingen dan de meeste leeftijdgenoten in hun omgeving. Ze spelen een ander instrument, doen aan een andere sport of zitten op een andere clubje. Ze zijn goed in vakgebieden of juist niet goed. Er zijn helaas aanleidingen genoeg om door anderen gepest te worden mits de pesters daar de kans voor krijgen vanuit de situatie. Veel kinderen die worden gepest hebben een beperkte weerbaarheid. Ze zijn niet in staat daadwerkelijk actie te ondernemen tegen de pestkoppen en stralen dat dan ook uit naar hun kwelgeesten.Vaak zijn ze angstig en onzeker in een groep, ze durven weinig of niets te zeggen, omdat ze bang zijn om uitgelachen te worden. Deze angst en onzekerheid worden verder versterkt door het ondervonden pestgedrag, waardoor het gepeste kind in een vicieuze cirkel komt waar het zonder hulp zeker niet uitkomt. Gepeste kinderen voelen zich vaak eenzaam, hebben in hun gepeste omgeving geen vrienden om op terug te vallen en kunnen soms beter met volwassenen opschieten dan met hun leeftijdgenoten. Jongens die worden gepest horen bijna nooit tot de motorisch beter ontwikkelde kinderen.

De pesters

Kinderen die pesten zijn vaak juist fysiek wel de sterksten uit de groep. Ze kunnen zich permitteren zich agressiever op te stellen en ze reageren dan ook met dreiging van geweld of de indirecte inzet van geweld. Pesters lijken in eerste indruk populair te zijn in een klas, maar ze dwingen hun populariteit in de groep af door te laten zien hoe sterk ze zijn en wat ze allemaal durven. Met het vertoonde pestgedrag gaat ze dat gemakkelijk af en ze krijgen andere kinderen mee bij het gedrag naar een slachtoffer. Pesters hebben ook feilloos in de gaten welke kinderen gemakkelijk aan te pakken zijn en als ze zich al vergissen, gaan ze direct op zoek naar een volgend slachtoffer De zwijgende meerderheid en potentiële meelopers krijgen een keuze die onuitgesproken wordt opgelegd en die aan duidelijkheid niet te wensen overlaat: Je bent voor of je bent tegen me. Hier gaat een grote dreiging uit naar de gezamenlijke omgeving van pester en slachtoffer.

Alles is immers beter dan door de "machtige pester" zelf gepest te worden.De pesters stralen juist deze dreigende zekerheid met verve uit. Ze overtreden bewust regels en storen zich aan god noch gebod en hebben vaak de vaardigheden ontwikkeld met hun daden weg te komen. Het profiel van de pester is sterk zelf bevestigend, hij ziet zichzelf als een slimme durfal die de dommerds de loef afsteekt en ze dat ook bij herhaling laat merken.

Het komt ook regelmatig voor dat een pester een kind is dat in een andere situatie zelf slachtoffer is of was. Om te voorkomen weer het mikpunt van pesten te worden, kan een kind zich bijvoorbeeld in een andere omgeving dan die van zijn slachtofferrol, vervolgens als pester gaan opstellen en manifesteren."Laten pesten doet pesten". Meisjes pesten minder openlijk dan jongens en vaak op een subtiele manier waarbij de uitdaging naar het gezag ter plekke niet echt aan de orde is. Ze pesten meer met woorden, maken geniepige opmerkingen of sluiten andere kinderen buiten. Meisjes opereren minder individueel en meer met groepsvorming in de zin van er al dan niet bij te horen. Fysiek geweld komt bij deze groep pesters veel minder voor. Een succesvolle pester leert niet om zijn agressie op een andere manier te uiten dan door het ongewenste pestgedrag te vertonen. Ook pesters hebben op termijn last van hun pestgedrag. Door hun verkeerde en vooral beperkte sociale vaardigheden hebben ze vaak moeite om vriendjes op lange termijn te maken en een vriendschap op te bouwen en te onderhouden op andere gronden dan die van macht en het delen in die macht. Pesters maken een abnormale sociale ontwikkeling door met alle gevolgen van dien voor de pester zelf.

De meelopers en de andere kinderen.

De meeste kinderen zijn niet direct betrokken bij pesten in de direct actieve rol van pester. Sommige kinderen behouden enige afstand en andere kinderen doen incidenteel mee. Dit zijn de zogenaamde "meelopers ". Er zijn ook kinderen die niet merken dat er gepest wordt, of er zijn kinderen die het niet willen weten dat er gepest wordt in hun directe omgeving.

Het specifieke kenmerk van een meeloper is de grote angst om zelf in de slachtofferrol te geraken. Maar het kan ook zijn dat meelopers stoer gedrag wel interessant vinden en denken daardoor in populariteit mee te liften met de pester in kwestie.

Vooral meisjes doen nogal eens mee met pesten om een vriendin te kunnen behouden. Als kinderen actiever gaan meepesten in een grotere groep, voelen ze zich minder betrokken en verantwoordelijk voor wat er met pesten wordt aangericht. Alles wat in een groep gebeurt laat het individueel denken meer en meer achter zich en zo kan met name groepsgedrag leiden tot excessen die achteraf voor iedereen inclusief de pesters onacceptabel zijn.

Het heeft absoluut zin om daadwerkelijk op te staan tegen het pesten.

Zodra andere kinderen het gepeste kind te hulp komen of tegen de pesters zeggen dat ze moeten ophouden, kan de situatie aanzienlijk veranderen. Het pesten wordt dan al direct minder vanzelfsprekend en draagt bovendien grotere risico’s met zich mee. De situatie voor met name meelopers verandert door het ongewenste karakter van het vertoonde pestgedrag. Het wordt duidelijk dat het geen groepsnorm is om mee te gaan in het pestgedrag. Meelopers horen graag bij de norm en de grote groep en zijn niet bereid en ook niet in staat om grote risico`s te lopen waarvan ze de gevolgen niet kunnen overzien, dit in tegenstelling tot de ervaren pester. Kinderen die pestgedrag signaleren en dit bij de leerkracht aangeven vervullen dus een belangrijke rol. Ook de ouders kunnen een belangrijke rol spelen. Ouders van kinderen die gepest worden en die dit probleem met de school of op de club willen bespreken, zijn natuurlijk altijd emotioneel bij het onderwerp betrokken. De gevoelde onmacht bij deze ouders wordt door hen sterk ervaren en is niet altijd een goede leidraad tot een rationeel handelen. De ouder wil maar een ding en dat is dat het pestgedrag ogenblikkelijk stopt. Ouders van kinderen die niet direct bij het pesten zijn betrokken, kunnen meer afstand nemen. Daardoor zijn ze beter in staat om duidelijk te maken aan hun kind dat er iets aan het pesten gedaan moet worden. Dit is ook in het belang van de opvoeding en ontwikkeling hun eigen kind. Als er in de omgeving van een kind gepest wordt, heeft het kind zelf ook last van een onveilige, onprettige sfeer in de groep of de klas.

Mogelijke gevolgen / verwachtingen bij de aanpak van pesten.

Bij de ouders:

Ouders van kinderen hebben vaak moeite om hun kind terug te zien in de rol van meeloper of pester. Ouders beschikken niet altijd over de juiste informatie en ook het zich op beperkte schaal voordoen van conflictsituaties tussen groepen kinderen, zorgt ervoor dat er nauwelijks vergelijkingsmateriaal voorhanden is. Een pester hoeft zich in de thuissituatie niet als pester te manifesteren. Sommige ouders zien ook de ernst van de situatie onvoldoende in. Zij vertalen het pestgedrag van hun kind in weerbaar gedrag. Hun kind maakt echter een abnormale ontwikkeling door met grote risico’s op normatief afwijkend gedrag op latere leeftijd met grote gevolgen. Andere ouders zien er niets meer in dan wat onschuldige kwajongensstreken. De uitspraak "Ach, iedereen is wel eens gepest, u toch ook?" geeft de visie van de ouders op dit gedrag aardig weer. Behalve de pester moeten dus ook vaak de ouders doordrongen worden van het ongewenste karakter voor alle betrokkenen van het vertoonde pestgedrag.

Passende maatregelen en procedure:

Indien er sprake is van pestgedrag op het speelplein van de school, is er extra alertheid en aandacht door de ped. medewerker.

Indien er sprake is van incidenten betreffende pestgedrag wordt dat met de betrokken kinderen besproken door de ped. medewerker van het kind. Dit gesprek staat niet op zichzelf maar wordt regelmatig herhaald om het probleem aan te pakken. Van dit gesprek worden aantekeningen gemaakt in het kindvolgsysteem van zowel de pester als het gepeste kind.

  • Indien er sprake is van herhaald pestgedrag worden de ouders van de pester in het bijzijn van de pester op de hoogte gesteld van de ongewenste gebeurtenissen in een gesprek. Aan het eind van dit oudergesprek worden de afspraken met de pester uitdrukkelijk doorgesproken en ook vastgelegd. Ook de op te leggen sancties bij overtreding van de afspraken worden daarbij vermeld. Gedacht kan worden aan uitsluiting van met name de situaties die zich in het bijzonder lenen voor pestgedrag. Daarbij kan gedacht worden aan: buitenspelen, excursies, schoolreisjes en bibliotheekbezoek. De directeur wordt uiterlijk in dit stadium op de hoogte gesteld van de gesprekken met de kinderen en de ouders en kan de gemaakte afspraken terugvinden in het verslag in het kinddossier.
  • Indien het probleem zich toch blijft herhalen meldt de ped. medewerker dit gedrag aan de directeur van de bso. De ped. medewerker overhandigt de directeur een gedocumenteerd protocol met daarin de data van de gebeurtenissen, de data en inhoud van de gevoerde gesprekken en de vastgelegde afspraken zoals die gemaakt zijn om het pesten aan te pakken.
  • De directeur roept de ouders op voor een gesprek. Ook het kind kan in dit eerste directie gesprek betrokken worden. De directeur gaat uit van het opgebouwde archief van de ped. medewerker en vult dit archief verder aan met het verloop van de gebeurtenissen.
  • Indien het pestgedrag van de pester niet aanzienlijk verbetert, en/of de ouders van het kind onvoldoende meewerken om het probleem aan te pakken, kan de directeur van de bso overgaan tot bijzondere maatregelen als daar zijn: isoleren van de pester of een tijdelijke uitsluiting van het bezoeken van de bso met een maximum van drie dagen als omschreven in de schoolgids bij het onderdeel schorsing en verwijdering.

De directeur kan tot schorsing overgaan, indien er sprake is van grensoverschrijdend gedrag (dit ter beoordeling van de directeur). De directeur brengt de ouder(s) en/of verzorger(s) van het kind schriftelijk op de hoogte van de schorsing, de reden van de schorsing en de duur van de schorsing. Tevens nodigt de directeur de ouder(s) en/of verzorger(s) uit voor een gesprek.

Deze schorsing wordt tevens aangemeld bij het bestuur van de bso.

Verwijdering van een kind is een ordemaatregel die het bestuur slechts in uiterste geval en dan nog eens uiterst zorgvuldig moet nemen. Er moet sprake zijn van ernstig wangedrag en een onherstelbaar verstoorde relatie tussen kind en bso en/of ouder en bso. De bso handelt daarbij volgens de wettelijke regeling.

De concrete pedagogische invulling als handvat van het pestprotocol

Formulieren en procedures leiden op zichzelf niet tot het verdwijnen van ongewenst gedrag. Wel is het belangrijk om in zaken als pestgedrag duidelijk te monitoren hoe het verloop van een casus wordt behandeld want er is veel tijd mee gemoeid en er zijn ook vele betrokkenen. Onderstaande tekst geeft concrete invullingen en handreikingen in het pedagogisch handelen vanuit de professionele schoolomgeving.

Indien een kind een pestprobleem ervaart en dit niet aan de eigen ped. medewerker durft of wil vertellen, kan het naar een ped. medewerker van eigen keuze gaan. Deze ped. medewerker, een zogenaamde vertrouwenspersoon voor de kinderen, koppelt het probleem zonodig terug naar de direct betrokken ped. medewerker alsmede de directeur van de bso. Geheimhouding van dit probleem moet bij deze terugkoppeling gewaarborgd zijn.

De ped. medewerker heeft een zeer belangrijke rol. De ped. medewerker zal helder en duidelijk moeten maken dat het ongewenste gedrag volstrekt niet geaccepteerd wordt. De ped. medewerker biedt in eerste instantie het gepeste kind bescherming, spreekt zwaar en ernstig met de pester en zijn ouders en richt zich vervolgens op de zwijgende middengroep en de meelopers.

In een veilige, prettige sfeer is alles bespreekbaar. Daarom gaan wij als bso altijd een gesprek aan met kinderen wanneer zij zich niet aan deze afspraken houden. Ook de ouders kunnen hierbij betrokken worden. Bij niet tot overeenstemming komen tot gewenst gedrag worden andere maatregelingen genomen, altijd in overleg met de ouders, omdat de aanpak per kind verschilt.

Wij handelen in de volgende stappen:

  1. Navragen wat er is gebeurd.
  2. Erkennen.
  3. Troosten.

Maken van afspraken en deze ook vastleggen.

Er wordt geen oordeel gegeven. Kinderen moeten worden geholpen bij hun gedragingen. Pesten wordt bij ons op het bso op drie niveaus aangepakt:

- bsoniveau
- groepsniveau en
- individueel niveau.

Hulp aan het gepeste kind:

De begeleiding van het gepeste kind is van groot belang. Het kind is eenzaam en slachtoffer en heeft recht op professionele zorg vanuit de bso. Naast het voorkomen van nieuwe ongewenste ervaringen staat het verwerken van de ervaringen. Dit gebeurt door achtereenvolgens:

  1. Gesprekken met de vertrouwenspersoon of met (bij voorkeur) de ped. medewerker van het kind. Bij het monitoren van ontwikkelingen is het van belang naast incidentele momenten ook vaste momenten van gesprek in te bouwen waarin het kind gevraagd wordt naar de gewenste vooruitgang. Het doel is tweeledig: zowel het signaleren van nieuwe prikkels als het verwerken van de eerdere ervaringen.
  2. Schriftelijke verwerking door het kind. Het kind krijgt de beschikking over een "verwerkingsschriftje" dat op elk gekozen moment door het kind kan worden ingevuld in en buiten de reguliere bsotijd om. Het gaat hier om een vertrouwelijk instrument van kind en ped. medewerker. Het kind krijgt op die manier de gelegenheid de traumatische ervaringen van zich af te schrijven/tekenen.

Hulp aan de pester:

De pesters hebben in ons pedagogisch stelsel ook recht op hulp, zij zijn niet in staat om op een normale wijze met anderen om te gaan en hebben daar onze professionele hulp bij nodig. Die hulp kan bestaan uit de volgende activiteiten:

  1. Een gesprek vanuit het protocol waarin ondubbelzinnig zal worden aangegeven welk gedrag niet geaccepteerd wordt op de bso. Dit gesprek wordt gevoerd als een slecht-nieuwsgesprek. Er wordt een schriftelijk verslag van gemaakt. Een duidelijk afspraak voor een vervolggesprek op termijn ongeacht de ontwikkelingen en welke straf er zal volgen indien het pestgedrag toch weer voorkomt.
  2. Pestgedrag wordt aan het team van de bso gemeld zodat al het personeel alert kan reageren.
  3. De ouders worden geïnformeerd van zowel de pester als het gepeste kind.
  4. Van alle gesprekken met de pester en /of ouders worden verslagen gemaakt. Indien deze activiteit geen oplossing biedt voert de ped. medewerker een aantal probleemoplossende gesprekken met het kind waarbij getracht zal worden de oorzaak van het pesten te achterhalen. Daarnaast proberen we de pester gevoelig te maken voor hetgeen hij/zij aanricht bij het gepeste kind.
  5. Als het pestgedrag blijft voortduren roept de bso deskundige externe hulp in.
  6. Indien dit alles niet leidt tot een verbetering zal de ouders geadviseerd worden te kijken naar een andere bso voor hun kind.

Hulp aan de zwijgende middengroep en de meelopers:

De zwijgende middengroep is van cruciaal belang in de aanpak van het probleem. Als de groep eenmaal in beweging is gebracht, hebben kinderen die pesten veel minder te vertellen. Deze middengroep is eenvoudig te mobiliseren, niet alleen door de ped. medewerker, maar ook door de ouders. Hulp aan de ouders

Voor de ouders van het gepeste kind is het van belang dat de bso ernst maakt met de aanpak van het pesten. Met de ouders van het gepeste kind zal overleg zijn over de aanpak en de begeleiding van hun kind. De ouders van de pesters moeten absoluut op de hoogte zijn van wat er met hun kind gebeurt. Zij hebben er recht op te weten dat hun kind in sociaal opzicht bepaald zorgwekkend gedrag vertoont dat dringend verbetering behoeft.

  1. De ouders van de zwijgende middengroep en de meelopers moeten zich bij de ped. medewerker kunnen melden als zij van hun kind vernemen dat er een kind gepest wordt. Ook voor ouders moet een klimaat geschapen worden waarin het duidelijk is dat de bso open staat voor dit soort meldingen.
  2. Ouders kunnen hun kinderen zeggen dat zij het verschrikkelijk vinden als kinderen elkaar pesten. Dat als hun kind het ziet, het zeker niet mee moet pesten, maar stelling moet nemen. Indien het kind die stelling niet durft te nemen, het altijd aan de ouders of aan de ped. medewerker moet vertellen.

 

Pesten is fundamenteel iets anders dan klikken. Ouders kunnen hun kind daarin ondersteunen en begeleiden.

De belangrijkste regel rondom het pesten luidt:

Word je gepest, praat er thuis en op de bso over.

Houdhetnietgeheim!

De 7 gouden regels vanuit het pestprotocol voor de kinderen zijn:

1 Iedereen is gelijkwaardig, ik discrimineer dus niet.

2 Ik ga met zorg met anderen om, ik scheld niet en doe niet mee aan uitlachen of roddelen.

3 Ik ga met zorg met spullen van anderen om en ook met de spullen van de bso.

4 Als een kind duidelijk "Stop" zegt,dan houd ik op met hinderen of plagen. Als ik dat niet doe, dan vraagt dat kind om hulp bij de ped. medewerker.

5 Ook als er ruzie is en ik kan het niet zelf oplossen, vraag ik de ped. medewerker om hulp.

6 Binnen en buiten de bso gebruik ik geen geweld.

7 Wanneer ik zie dat iemand gepest wordt, meld ik dit direct aan de ped. medewerker. Dit is geen klikken. Kinderen die pesten zitten zelf in de nesten!


Is er dan verschil tussen klikken en klagen?

Nou en of!

Bij klikken wil je dat de ander straf krijgt.

Bij klagen wil je dat het ongewenste gedrag ophoudt!

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb